
Wet voorzieningen in verband met ambten van minister zonder portefeuille en van staatssecretaris
Artikel 31
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging en heeft terugwerkende kracht tot 1 Januari 1949.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 25 Januari 1951.
juliana
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
w
DREES.
De Minister zonder Portefeuille,
j
R. H. VAN SCHAIK.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
teulings
De Minister van Buitenlandse Zaken,
stikker
De Minister van Justitie,
struycken
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
th
RUTTEN.
De Minister van Oorlog,
h
L. s'JACOB.
De Minister van Marine,
h
L. s'JACOB.
De Minister van Financiën,
p
LIEFTINCK.
De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting,
IN 'T VELD.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
d
G. W. SPITZEN.
De Minister van Economische Zaken,
VAN DEN BRINK.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening,
mansholt
De Minister van Sociale Zaken,
a
M. JOEKES.
De Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen,
j
H. VAN MAARSEVEEN.
De Minister zonder Portefeuille,
GÖTZEN.
Uitgegeven de negen en twintigste Januari 1951.
De Minister van Justitie,
struycken
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.